knudde zijn


knudde zijn 1.0

((vooral) in Nederland)

waardeloos zijn; niet leuk of in orde zijn
Vaak in uitroepen als dat, dit, het is knudde.

Algemene voorbeelden


De reden moest wel zijn [...] dat zijn eigen dichterlijke vermogen te gering ontwikkeld was om het leven naar eigen inzicht en kwaliteit in te richten. Maar dat deze reden op zijn beurt een andere reden had, wist hij met zorg buiten zijn overdenkingen te houden. Nu ja, het was toch allemaal knudde.

Het overspelige gras, Louis Ferron,

Hij blies ongecontroleerd. Zijn vingers slierden langs de kleppen, zijn embouchure was een en al effectbejag. Dit was knudde. Het lukte hem niet om Mozart te bevatten. Hij kon hem vertolken zonder struikelen, maar verder kwam hij nog altijd niet.

't Is zo weer nacht, Joyce Roodnat,

Wanneer hij bij een gaasbak stond waarvan de kwaliteit van de ijverig geholde bollen hem niet aanstond, dan klonk het luid en zonder pardon: "Knudde! Dit is knudde!" Bij een volgende mislukte gaasbak klonk het nog luider: "Knoeiwerk!"

http://www.hetprieeltje.net/verhalenbersee01.html

knudde zijn 2.0

((vooral) in Nederland)

( Met betrekking tot het weer)
slecht zijn; tegenvallen
Vaak in uitroepen als dat, dit, het is knudde.

Algemene voorbeelden


Scherp afgetekend tegen de donkere lucht en met een grote paraplu tegen de gestaag neervallende regen, stond daar John, de havenmeester. 'Ik kom je even een goede reis wensen, Pieter. Het is vandaag knudde, hè? Maar geloof me, morgen wordt het beter.'

Het primus inter pares project, Kasper van Zuilekom,